donderdag, 18 november, 2021 Uit cijfers van de eerste kuilen die door Eurofins Agro zijn bemonsterd en geanalyseerd blijkt dat de snijmaiskuilen van na 1 oktober een betere voederwaarde hebben dan kuilen van voor 1 oktober. Volgens Eurofins Agro heeft dit te maken met de langere afrijpperiode, die resulteert in meer zetmeel en een hogere bestendigheid. Meer zetmeel dankzij afrijpingHet verschil tussen mais van voor en na 1 oktober is terug te zien in de voederwaarden. Later geoogste mais heeft vooral meer zetmeel (376 vergeleken 362 g/kg DS) en een hogere bestendigheid (30% in plaats van 28%). Daarmee bevat het ook meer bestendig zetmeel, ongeveer 13 g/kg DS meer. Gemiddeld prima maisGemiddeld gezien is de voederwaarde van de maiskuilen prima. De mais heeft gemiddeld een drogestofgehalte van 36,0% en een VEM van 992, iets hoger dan het langjarig gemiddelde van 984. Het zetmeelgehalte ligt ook iets hoger dan het langjarig gemiddelde, met 366 g/kg DS tegenover 361 g/kg DS. De bestendigheid van het zetmeel is gemiddeld 29% (105 g/kg DS). Groeiachterstand door voorjaarDe mais had dit jaar een achterstand door de koelere en nattere weersomstandigheden van het voorjaar. Ook het latere zaaitijdstip leidde ertoe dat de snijmais gemiddeld ongeveer 2 weken achterliep in vergelijking tot andere jaren. Veel mais was daarom eind september nog niet oogstrijp.
0 reacties
|
Voederwaarden van late snijmaiskuilen zijn hoger
Uit cijfers van de eerste kuilen die door Eurofins Agro zijn bemonsterd en geanalyseerd blijkt dat de snijmaiskuilen van na 1 oktober een betere voederwaarde hebben dan kuilen van voor 1 oktober.
Volgens Eurofins Agro heeft dit te maken met de langere afrijpperiode, die resulteert in meer zetmeel en een hogere bestendigheid.
Meer zetmeel dankzij afrijping
Het verschil tussen mais van voor en na 1 oktober is terug te zien in de voederwaarden. Later geoogste mais heeft vooral meer zetmeel (376 vergeleken 362 g/kg DS) en een hogere bestendigheid (30% in plaats van 28%). Daarmee bevat het ook meer bestendig zetmeel, ongeveer 13 g/kg DS meer.
Gemiddeld prima mais
Gemiddeld gezien is de voederwaarde van de maiskuilen prima. De mais heeft gemiddeld een drogestofgehalte van 36,0% en een VEM van 992, iets hoger dan het langjarig gemiddelde van 984. Het zetmeelgehalte ligt ook iets hoger dan het langjarig gemiddelde, met 366 g/kg DS tegenover 361 g/kg DS. De bestendigheid van het zetmeel is gemiddeld 29% (105 g/kg DS).
Groeiachterstand door voorjaar
De mais had dit jaar een achterstand door de koelere en nattere weersomstandigheden van het voorjaar. Ook het latere zaaitijdstip leidde ertoe dat de snijmais gemiddeld ongeveer 2 weken achterliep in vergelijking tot andere jaren. Veel mais was daarom eind september nog niet oogstrijp.
REAGEER