vrijdag, 25 maart, 2016 Na zeven weken in Nieuw-Zeeland te zijn geweest, ben ik net weer terug in Nederland. Ik heb veel gezien, veel gehoord en vooral ook veel zelf ervaren. En het heeft me ook aan het denken gezet over wat voor de melkveehouderij nu een duurzame toekomst is en daar neem ik u graag in mee. In de blogs van de afgelopen weken heb ik u bijgepraat over de basis van het in Nieuw-Zeeland gebruikelijke op weidegras gebaseerde rantsoen (pasture-based). Gedwongen door de zeer lage melkprijs zie je daar de laatste tijd nog meer focus op gras omdat dat de laagste kosten geeft. Voor ons in Nederland en West-Europa zie je een ontwikkeling naar een nog hogere productie, efficiëntie per bedrijf, per hectare en per koe. In Nederland halen we alles uit de koe om zo goed mogelijk te presteren. In Nieuw-Zeeland halen ze juist alles uit het gras om goed te presteren. De koe als melkproducent versus de koe als grasoogstmachine. Beide systemen zijn in ontwikkeling, maar is er iets als het beste van twee werelden? Die vraag houdt me bezig. Gras én de koeOver het algemeen is het makkelijker om een systeem extreem en consequent op te zetten en te managen. Of het nu op lage kosten en op gras gebaseerd is of op hoge input en hoge opbrengsten. Wereldwijd zie je daarvan ook heel goede voorbeelden en succesverhalen. Voor mij is alleen de vraag of deze zuivere systemen op lange termijn echt houdbaar en duurzaam zijn. Omdat, als je kritisch durft te kijken, bijna alle zuivere systemen een afwenteling hebben op één van de grote duurzaamheidsonderdelen: de boer, de koe, het milieu of de maatschappij. En hoewel het heel moeilijk is om een ‘hybride systeem’ op te zetten en te managen, geloof ik wel dat daar de oplossingen voor morgen liggen. Wat mij betreft moet het dus niet het gras of de koe zijn. Maar moet het gras én de koe zijn... Dat betekent dat wij in Nederland nog veel meer naar het gras moeten kijken, maar ook dat de Nieuw-Zeelandse melkveehouderij veel meer naar de koe moet kijken. Denk van buiten naar binnenIn Nederland wordt hard gewerkt aan de doelen van de Duurzame Zuivelketen. In Nieuw-Zeeland is die trein misschien wat later op gang gekomen, maar hij maakt wel heel veel snelheid op dit moment. Vragen over kleine kalveren, waterverbruik en nitraatuitspoeling resulteren in regelgeving en een ‘duurzaam melkplan’ voor de Nieuw-Zeelandse boeren. Tegen Nederlandse boeren zou ik daarom zeggen: niet verslappen! In andere delen van de wereld worden ook veel meters gemaakt.
Omdat er veel melk is en er veel geëxporteerd wordt, is de ‘license to produce’ van groot belang. Denk van buiten naar binnen (en niet andersom) om het lang vol te houden. Vraag aan de boer, de koe, het milieu en de burger of je het goed doet. En probeer dat niet zelf in te vullen als sector... dat werkt overal ter wereld alleen op de korte termijn. Niet op één van de vier duurzaamheidshoeken, maar op alle vlakken tegelijk. Zorg dat je integraal gewaardeerd wordt en laat het door externen beoordelen. Kijk naar markt en exportIn Nederland is de prijs laag, maar in Nieuw-Zeeland zakte de melkprijs (voor zover je kunt vergelijken) van circa 25 cent naar minder dan 20 cent per kg melk. En nog steeds zijn er bedrijven die daar qua kostprijs in mee kunnen. Veel bedrijven kunnen zich in Nieuw-Zeeland aanpassen door minder koeien te houden, minder voer aan te voeren en meer werk zelf te doen. Omdat in Nieuw-Zeeland 95 procent van de melk op de fluctuerende wereldmarkt komt, is dat ook heel belangrijk. Wanneer 95 procent van de melk voor de lokale markt is (zoals in Canada) dan is dat minder belangrijk. Voor Nederland (50 procent export) zal dat meer benodigde flexibiliteit betekenen, omdat wij ook een groot deel exporteren en moeten leren meebewegen met de markt. Vooral bij export zie je nu hoe belangrijk het is dat je die markt goed in de gaten houdt. Wie moet/mag jouw producten straks eten? Is dat alleen voor een lagekostenmarkt van consumenten en bulkproducten? Dan zal je ook die prijs ontvangen, dat ervaren ze nu ook in Nieuw-Zeeland. Welk systeem?Wereldwijd zullen meerdere veehouderijsystemen houdbaar zijn. Zelfs per land is een flinke diversiteit mogelijk en nuttig denk ik. Maak vooral je eigen plan voor de eigen lokale situatie. Maar zorg dat het de toets van kritiek kan doorstaan op alle pijlers van duurzaamheid! En dan mag je in Nieuw-Zeeland en in Nederland zelf ‘MIJN Duurzaamheid’ invullen: dat vraag je dan aan je lichaam, aan je gezin, aan de koe, aan het milieu, aan je omgeving en je markt. En die zullen dan aangeven of het een goede weg is...
2 reacties
|
Een hybride bedrijfssysteem heeft de toekomst
Na zeven weken in Nieuw-Zeeland te zijn geweest, ben ik net weer terug in Nederland. Ik heb veel gezien, veel gehoord en vooral ook veel zelf ervaren. En het heeft me ook aan het denken gezet over wat voor de melkveehouderij nu een duurzame toekomst is en daar neem ik u graag in mee.
In de blogs van de afgelopen weken heb ik u bijgepraat over de basis van het in Nieuw-Zeeland gebruikelijke op weidegras gebaseerde rantsoen (pasture-based). Gedwongen door de zeer lage melkprijs zie je daar de laatste tijd nog meer focus op gras omdat dat de laagste kosten geeft. Voor ons in Nederland en West-Europa zie je een ontwikkeling naar een nog hogere productie, efficiëntie per bedrijf, per hectare en per koe. In Nederland halen we alles uit de koe om zo goed mogelijk te presteren. In Nieuw-Zeeland halen ze juist alles uit het gras om goed te presteren. De koe als melkproducent versus de koe als grasoogstmachine. Beide systemen zijn in ontwikkeling, maar is er iets als het beste van twee werelden? Die vraag houdt me bezig.
Gras én de koe
Over het algemeen is het makkelijker om een systeem extreem en consequent op te zetten en te managen. Of het nu op lage kosten en op gras gebaseerd is of op hoge input en hoge opbrengsten. Wereldwijd zie je daarvan ook heel goede voorbeelden en succesverhalen. Voor mij is alleen de vraag of deze zuivere systemen op lange termijn echt houdbaar en duurzaam zijn. Omdat, als je kritisch durft te kijken, bijna alle zuivere systemen een afwenteling hebben op één van de grote duurzaamheidsonderdelen: de boer, de koe, het milieu of de maatschappij.
En hoewel het heel moeilijk is om een ‘hybride systeem’ op te zetten en te managen, geloof ik wel dat daar de oplossingen voor morgen liggen. Wat mij betreft moet het dus niet het gras of de koe zijn. Maar moet het gras én de koe zijn... Dat betekent dat wij in Nederland nog veel meer naar het gras moeten kijken, maar ook dat de Nieuw-Zeelandse melkveehouderij veel meer naar de koe moet kijken.
Denk van buiten naar binnen
In Nederland wordt hard gewerkt aan de doelen van de Duurzame Zuivelketen. In Nieuw-Zeeland is die trein misschien wat later op gang gekomen, maar hij maakt wel heel veel snelheid op dit moment. Vragen over kleine kalveren, waterverbruik en nitraatuitspoeling resulteren in regelgeving en een ‘duurzaam melkplan’ voor de Nieuw-Zeelandse boeren. Tegen Nederlandse boeren zou ik daarom zeggen: niet verslappen! In andere delen van de wereld worden ook veel meters gemaakt.
Overal ter wereld wordt aan duurzaamheid in de melkveehouderij gewerkt
Omdat er veel melk is en er veel geëxporteerd wordt, is de ‘license to produce’ van groot belang. Denk van buiten naar binnen (en niet andersom) om het lang vol te houden. Vraag aan de boer, de koe, het milieu en de burger of je het goed doet. En probeer dat niet zelf in te vullen als sector... dat werkt overal ter wereld alleen op de korte termijn. Niet op één van de vier duurzaamheidshoeken, maar op alle vlakken tegelijk. Zorg dat je integraal gewaardeerd wordt en laat het door externen beoordelen.
Kijk naar markt en export
In Nederland is de prijs laag, maar in Nieuw-Zeeland zakte de melkprijs (voor zover je kunt vergelijken) van circa 25 cent naar minder dan 20 cent per kg melk. En nog steeds zijn er bedrijven die daar qua kostprijs in mee kunnen. Veel bedrijven kunnen zich in Nieuw-Zeeland aanpassen door minder koeien te houden, minder voer aan te voeren en meer werk zelf te doen. Omdat in Nieuw-Zeeland 95 procent van de melk op de fluctuerende wereldmarkt komt, is dat ook heel belangrijk. Wanneer 95 procent van de melk voor de lokale markt is (zoals in Canada) dan is dat minder belangrijk. Voor Nederland (50 procent export) zal dat meer benodigde flexibiliteit betekenen, omdat wij ook een groot deel exporteren en moeten leren meebewegen met de markt. Vooral bij export zie je nu hoe belangrijk het is dat je die markt goed in de gaten houdt. Wie moet/mag jouw producten straks eten? Is dat alleen voor een lagekostenmarkt van consumenten en bulkproducten? Dan zal je ook die prijs ontvangen, dat ervaren ze nu ook in Nieuw-Zeeland.
Welk systeem?
Wereldwijd zullen meerdere veehouderijsystemen houdbaar zijn. Zelfs per land is een flinke diversiteit mogelijk en nuttig denk ik. Maak vooral je eigen plan voor de eigen lokale situatie. Maar zorg dat het de toets van kritiek kan doorstaan op alle pijlers van duurzaamheid! En dan mag je in Nieuw-Zeeland en in Nederland zelf ‘MIJN Duurzaamheid’ invullen: dat vraag je dan aan je lichaam, aan je gezin, aan de koe, aan het milieu, aan je omgeving en je markt. En die zullen dan aangeven of het een goede weg is...
Reacties
Precies; eerst voerproductie
Mee eens Willem, geldt dat
REAGEER