Ruwvoer

Lager nitraatresidu in vruchtwisseling gras-mais dan in blijvend grasland

Volgens de onderzoekers van De Marke hoeft, met het juiste management, mais in een vruchtwisseling met gras geen hoger risico op de uitspoeling van stikstof te geven dan de teelt van gras
Volgens de onderzoekers van De Marke hoeft, met het juiste management, mais in een vruchtwisseling met gras geen hoger risico op de uitspoeling van stikstof te geven dan de teelt van gras

Percelen in een vruchtwisselingssysteem van drie jaar gras en drie jaar mais hebben in het najaar een lager nitraatresidu in de bodem dan percelen blijvend grasland. 

Dit blijkt uit metingen op agro-innovatiecentrum De Marke. Een lager nitraatresidu betekent minder risico op uitspoeling van stikstof naar het grondwater.

Onbenutte stikstof kan uitspoelen

Op De Marke werd in 2023 en 2024 na de oogst van het hoofdgewas de hoeveelheid nitraatstikstof en ammoniumstikstof in de bovenste 90 centimeter van de bodem gemeten en omgerekend naar de hoeveelheid stikstof per hectare. Dit zogenaamde nitraatresidu is de hoeveelheid stikstof die niet door het gewas is benut en gemakkelijk kan uitspoelen naar het grondwater. De onbenutte stikstof kan afkomstig zijn uit meststoffen, maar ook zijn vrijgekomen uit bodemmineralisatie.

Heel veel stikstof op scheurland

De verschillen in nitraatresidu zijn groot, met een variatie van 5 tot 84 kg stikstof per hectare. De laagste waarden werden gemeten in tijdelijk grasland, de hoogste in maisland, met name op percelen waar voor het eerste jaar mais wordt geteeld op gescheurd grasland. Op deze percelen komt heel veel stikstof vrij uit de vertering van de graszode. Daarom wordt op De Marke de zode vroeg in het voorjaar vernietigd en wordt op gescheurd grasland geen dierlijke mest uitgereden. Wel krijgen deze percelen per hectare 20 kg stikstof uit kunstmest in de maisrij en 180 kg kali volvelds. Om uitspoeling van stikstof te voorkomen wordt bovendien een vanggewas ondergezaaid. 

Nitraatresidu blijvend grasland gelijk aan mais

De verschillen in nitraatresidu tussen percelen grasland zijn groot. Zo vergroot beweiding in het najaar het risico op hoge nitraatresiduen. In 2023 en 2024 was het nitraatresidu in blijvend grasland op De Marke 42 kg per hectare en in tijdelijk grasland 22 kg per hectare. Het nitraatresidu in blijvend grasland is daarmee gemiddeld gelijk aan dat in maisland, bepaald op het moment dat het vanggewas nog weinig stikstof heeft kunnen opnemen. In de vruchtwisseling op De Marke van drie jaar gras en drie jaar mais is het gemiddelde stikstofresidu 32 kg per hectare. Dat is dus lager dan dat in blijvend grasland.

Veel mineralisatie in blijvend grasland

Op De Marke wordt al dertig jaar mineralisatie in grasland gemeten. Hieruit blijkt dat in blijvend grasland ongeveer 100 kg stikstof per hectare meer mineraliseert dan in blijvend grasland in een vruchtwisseling van drie jaar gras en drie jaar bouwland. Dit verschil in mineralisatie is waarschijnlijk een belangrijke verklaring voor de verschillen in nitraatresidu. ‘Door bij de maisteelt de omzetting van gras naar mais bewust uit te voeren en tijdig een vanggewas te zaaien, laten we op De Marke zien dat de teelt van mais geen groter risico op uitspoeling van stikstof hoeft te geven dan de teelt van gras’, concluderen de onderzoekers.