donderdag, 4 juli, 2013 E. coli is in 2012 de belangrijkste oorzaak van klinische mastitis, zo blijkt uit bacteriologisch melkonderzoek door het M-team van de Universiteit Gent. Het M-team (mastitisteam), dat is verbonden aan de faculteit Diergeneeskunde in Gent, onderzocht afgelopen jaar 329 melkmonsters van klinische gevallen van mastitis en 2089 melkstalen van koeien verdacht van subklinische mastitis. Escherichia coli, of E. coli, was in 18,3 procent van de positieve monsters van klinische mastitis de veroorzaker. Coagulasenegatieve stafylokokken (cns) waren in 12,8 procent de oorzaak en Streptococcus uberis was dat in 11,3 procent, zo is te lezen in het jaarverslag van het M-team. In 2011 bestond de top drie uit dezelfde kiemen, maar voerde S. uberis de lijst aan met 28,2 procent. Subklinische mastitisIn de monsters die in 2012 werden verdacht van subklinische mastitis, vond het M-team bij 63,7 procent een mastitisverwekker. Van de positieve monsters bevatte 30,2 procent cns, Corynebacterium bovis was de nummer twee met 15,1 procent en Esculinepositieve kokken waren in 7,7 procent de veroorzaker van de subklinische mastitis. In 2011 waren de cns ook al lijstaanvoerder. Resistentie bij S. uberisUit het gevoeligheidsonderzoek dat het laboratorium van het M-team uitvoerde, blijkt dat E. coli en S. aureus over het algemeen goed gevoelig zijn voor antibiotica. S. uberis geeft op dat gebied meer problemen. Van de kiemen die zijn geïsoleerd uit monsters van subklinische mastitis, is meer dan 60 procent niet gevoelig (resistent) voor streptomycine en oxacilline. Meer dan 90 procent van de S. uberis-monsters was wel gevoelig voor penicilline, cefquinome en cefalexine.
0 reacties
|
E. coli belangrijkste mastitisverwekker in Vlaanderen
E. coli is in 2012 de belangrijkste oorzaak van klinische mastitis, zo blijkt uit bacteriologisch melkonderzoek door het M-team van de Universiteit Gent.
Het M-team (mastitisteam), dat is verbonden aan de faculteit Diergeneeskunde in Gent, onderzocht afgelopen jaar 329 melkmonsters van klinische gevallen van mastitis en 2089 melkstalen van koeien verdacht van subklinische mastitis.
Escherichia coli, of E. coli, was in 18,3 procent van de positieve monsters van klinische mastitis de veroorzaker. Coagulasenegatieve stafylokokken (cns) waren in 12,8 procent de oorzaak en Streptococcus uberis was dat in 11,3 procent, zo is te lezen in het jaarverslag van het M-team. In 2011 bestond de top drie uit dezelfde kiemen, maar voerde S. uberis de lijst aan met 28,2 procent.
Subklinische mastitis
In de monsters die in 2012 werden verdacht van subklinische mastitis, vond het M-team bij 63,7 procent een mastitisverwekker. Van de positieve monsters bevatte 30,2 procent cns, Corynebacterium bovis was de nummer twee met 15,1 procent en Esculinepositieve kokken waren in 7,7 procent de veroorzaker van de subklinische mastitis. In 2011 waren de cns ook al lijstaanvoerder.
Resistentie bij S. uberis
Uit het gevoeligheidsonderzoek dat het laboratorium van het M-team uitvoerde, blijkt dat E. coli en S. aureus over het algemeen goed gevoelig zijn voor antibiotica. S. uberis geeft op dat gebied meer problemen. Van de kiemen die zijn geïsoleerd uit monsters van subklinische mastitis, is meer dan 60 procent niet gevoelig (resistent) voor streptomycine en oxacilline. Meer dan 90 procent van de S. uberis-monsters was wel gevoelig voor penicilline, cefquinome en cefalexine.
REAGEER