donderdag, 18 februari, 2021 De inrichting van de fokprogramma’s van ki-organisaties is spectaculair veranderd door de introductie van genoomselectie. Op jaarbasis zet CRV bijvoorbeeld nog zo’n zestig rood- en zwartbonte holsteinstieren in. In 2015 waren dat er nog 140 en in 2011 nog 165. Negentig procent stiervaders genoomstierDaarnaast heeft genoomselectie er toe geleid dat veel meer gebruikgemaakt wordt van jonge stiervaders. ‘In 2010 was rond de helft van de stiervaders bij zwart- en roodbont dochtergetest, nu is dat nog maar zo’n tien procent’, vertelt Jaap Veldhuisen, hoofd productontwikkeling genetica bij CRV. Een nog grotere ontwikkeling ziet hij aan de vrouwelijke kant van het fokprogramma. ‘Tien jaar geleden kwam het gros van de stieren nog uit afgekalfde donoren, nu is 95 procent van de circa 12.000 embryo’s die we jaarlijks inzetten afkomstig uit pinken’, geeft hij aan. Snel een hoge betrouwbaarheid‘Alle veehouders profiteren van de voordelen van genoomselectie, ook degene die uitsluitend dochtergeteste stieren met een hoge betrouwbaarheid gebruiken’, stelt Sander de Roos. Hij is nu eindverantwoordelijk voor de fokkerijactiviteiten van CRV in de hele wereld en was destijds als onderzoeker nauw betrokken bij de introductie van genoomselectie. ‘Doordat genoomstieren bij inzet al volop worden gebruikt, komen er drie jaar later grote aantallen dochters aan de melk. Hierdoor krijgen deze stieren direct fokwaarden met een zeer hoge betrouwbaarheid’, legt hij uit. In het klassieke proef-wacht-fokstier systeem moest hier veel langer op worden gewacht. ‘De eerste dochters van de genoomstieren van nu zijn vergelijkbaar met de “second crop” van de wachtstieren van destijds’, aldus De Roos. Meer feiten en cijfers over de gevolgen van 10 jaar genoomselectie leest u in het februarinummer van Veeteelt dat eind deze week verschijnt.
0 reacties
|
Introductie genoomselectie zette fokprogramma’s op de kop
![]() |
De inrichting van de fokprogramma’s van ki-organisaties is spectaculair veranderd door de introductie van genoomselectie.
Op jaarbasis zet CRV bijvoorbeeld nog zo’n zestig rood- en zwartbonte holsteinstieren in. In 2015 waren dat er nog 140 en in 2011 nog 165.
Negentig procent stiervaders genoomstier
Daarnaast heeft genoomselectie er toe geleid dat veel meer gebruikgemaakt wordt van jonge stiervaders. ‘In 2010 was rond de helft van de stiervaders bij zwart- en roodbont dochtergetest, nu is dat nog maar zo’n tien procent’, vertelt Jaap Veldhuisen, hoofd productontwikkeling genetica bij CRV. Een nog grotere ontwikkeling ziet hij aan de vrouwelijke kant van het fokprogramma. ‘Tien jaar geleden kwam het gros van de stieren nog uit afgekalfde donoren, nu is 95 procent van de circa 12.000 embryo’s die we jaarlijks inzetten afkomstig uit pinken’, geeft hij aan.
Snel een hoge betrouwbaarheid
‘Alle veehouders profiteren van de voordelen van genoomselectie, ook degene die uitsluitend dochtergeteste stieren met een hoge betrouwbaarheid gebruiken’, stelt Sander de Roos. Hij is nu eindverantwoordelijk voor de fokkerijactiviteiten van CRV in de hele wereld en was destijds als onderzoeker nauw betrokken bij de introductie van genoomselectie. ‘Doordat genoomstieren bij inzet al volop worden gebruikt, komen er drie jaar later grote aantallen dochters aan de melk. Hierdoor krijgen deze stieren direct fokwaarden met een zeer hoge betrouwbaarheid’, legt hij uit. In het klassieke proef-wacht-fokstier systeem moest hier veel langer op worden gewacht. ‘De eerste dochters van de genoomstieren van nu zijn vergelijkbaar met de “second crop” van de wachtstieren van destijds’, aldus De Roos.
Meer feiten en cijfers over de gevolgen van 10 jaar genoomselectie leest u in het februarinummer van Veeteelt dat eind deze week verschijnt.
REAGEER