Hogere leeftijd realiseren lukt alleen bij laag aandeel vaarzen

Veehouders met een veestapel met een lagere afvoerleeftijd hebben vrijwel evenveel vaarzen aan de melk als dieren die twee keer of vaker gekalfd hebben.
Dat laat een analyse van de Animal Evaluation Unit van CRV zien. Daarin is in de leeftijdsopbouw vergeleken van veestapels die na gemiddeld twee, drieënhalf of vijf lactaties worden afgevoerd.
Bij hoge afvoerleeftijd weinig vaarzen
‘Een hogere leeftijd realiseren lukt alleen als het aandeel vaarzen laag is. Als je veel problemen hebt bij vaarzen, is het lastiger om oude koeien te krijgen’, concludeert Mathijs van Pelt, senior onderzoeker fokwaarden, uit die analyse. Bij veestapels met een hoge afvoerleeftijd ziet de opbouw van de veestapel er heel anders uit. Daar zijn bij elkaar opgeteld evenveel dieren in de eerste, tweede en derde lactatie als in lactatie vier en hoger.

Verdeling afgevoerde koeien per lactatie
Van Pelt bracht ook in kaart hoe de verdeling over de lactaties is van afgevoerde dieren bij bedrijven met een lage, gemiddelde en hoge afvoerleeftijd. Zo bestaat bij bedrijven met een lage afvoerleeftijd meer dan de helft van de afgevoerde dieren uit vaarzen en tweedekalfsdieren. Bij bedrijven met een hoge afvoerleeftijd is juist minder dan de helft van de afgevoerde dieren vierdekalfs of jonger. En voor die categorie geldt ook dat bijna een kwart (24 procent) van de afgevoerde dieren minstens acht lactaties heeft gemaakt.

Meer over ontwikkelingen op het gebied van levensproductie en -duur is te vinden in het januarinummer van Veeteelt dat deze week verschijnt.