donderdag, 27 maart, 2014 Een fokwaarde voor ureum, voor gewicht, voor levensvatbaarheid. Vanaf eind jaren negentig schieten nieuwe fokwaarden als paddestoelen uit de grond. Dit jaar is het de fokwaarde levensproductie die zijn entree maakt. Is dat nou nodig, weer zo’n nieuwe fokwaarde? Die vraag leeft ongetwijfeld in de praktijk. Het gevaar bestaat dat melkveehouders met al die fokwaarden door de bomen het bos niet meer zien. En voegt deze fokwaarde levensproductie nu zoveel toe? Veel meer dan het combineren van de al bestaande kenmerken productie en levensduur doet de fokwaarde eigenlijk niet. Effect fokkerij niet uitvlakkenToch valt er veel voor te zeggen om de fokwaarde levensproductie wél te publiceren. Zeker nu de melkveesector zich hard inspant om de productieve levensduur van de Nederlandse melkkoeien te verhogen. Natuurlijk, dat is niet alleen een kwestie van fokkerij. Ook het management van de veestapel en het afvoerbeleid van veehouders hebben daar invloed op. Maar vlak het effect van fokkerij niet uit. Bekijk alleen al de verschillen tussen stieren. Dochters van de beste stier produceren gemiddeld in hun leven ruim 16.500 kg melk meer dan de dochters van een gemiddelde stier. En dan hebben we het nog niet eens over het verschil tussen de dochters van de beste stier en dochters van de minste stier. Genetische aanleg stijgt met 15.000 kg melkOok de genetische trend voor levensproductie spreekt wat dat betreft boekdelen. Dankzij de introductie van de fokwaarde levensduur eind jaren negentig steeg de genetische aanleg voor levensproductie van zwartbontstieren de afgelopen tien jaar met ruim 15.000 kilo melk. En rekenmeesters voorspellen dat die genetische aanleg voor levensproductie door de nieuwe fokwaarde nog harder zal stijgen. Trek je die cijfers door naar de koeienpopulatie, zoals het GES heeft gedaan (zie figuur), dan zou de levensproductie bij afvoer in 2020 zo maar eens op 40.000 kg melk kunnen liggen. Utopie – het klinkt nogal optimistisch – of werkelijkheid? De tijd zal het leren.
3 reacties
|
40.000 kg levensproductie in 2020: utopie of werkelijkheid?
![]() |
Een fokwaarde voor ureum, voor gewicht, voor levensvatbaarheid. Vanaf eind jaren negentig schieten nieuwe fokwaarden als paddestoelen uit de grond. Dit jaar is het de fokwaarde levensproductie die zijn entree maakt.
Is dat nou nodig, weer zo’n nieuwe fokwaarde? Die vraag leeft ongetwijfeld in de praktijk. Het gevaar bestaat dat melkveehouders met al die fokwaarden door de bomen het bos niet meer zien. En voegt deze fokwaarde levensproductie nu zoveel toe? Veel meer dan het combineren van de al bestaande kenmerken productie en levensduur doet de fokwaarde eigenlijk niet.
Effect fokkerij niet uitvlakken
Toch valt er veel voor te zeggen om de fokwaarde levensproductie wél te publiceren. Zeker nu de melkveesector zich hard inspant om de productieve levensduur van de Nederlandse melkkoeien te verhogen. Natuurlijk, dat is niet alleen een kwestie van fokkerij. Ook het management van de veestapel en het afvoerbeleid van veehouders hebben daar invloed op.
Maar vlak het effect van fokkerij niet uit. Bekijk alleen al de verschillen tussen stieren. Dochters van de beste stier produceren gemiddeld in hun leven ruim 16.500 kg melk meer dan de dochters van een gemiddelde stier. En dan hebben we het nog niet eens over het verschil tussen de dochters van de beste stier en dochters van de minste stier.
Genetische aanleg stijgt met 15.000 kg melk
Ook de genetische trend voor levensproductie spreekt wat dat betreft boekdelen. Dankzij de introductie van de fokwaarde levensduur eind jaren negentig steeg de genetische aanleg voor levensproductie van zwartbontstieren de afgelopen tien jaar met ruim 15.000 kilo melk. En rekenmeesters voorspellen dat die genetische aanleg voor levensproductie door de nieuwe fokwaarde nog harder zal stijgen.
Trek je die cijfers door naar de koeienpopulatie, zoals het GES heeft gedaan (zie figuur), dan zou de levensproductie bij afvoer in 2020 zo maar eens op 40.000 kg melk kunnen liggen. Utopie – het klinkt nogal optimistisch – of werkelijkheid? De tijd zal het leren.
Het GES rekende door hoe de levensproductie er in de toekomst uit zou kunnen zien
Reacties
Ach, in 1991 wisten ze heel
Nog een kleine aanvulling:
Op de juiste manier paringen
REAGEER