Bijna helft Canadese holsteins is A2A2
Ruim 48 procent van de Canadese holsteins is drager van de A2A2-variant van het bètacaseïne-eiwit.
Dit blijkt uit genoomonderzoek van het Canadese laboratorium Lactanet.
A2A2 is A2-melk
Béta-caseïne – een belangrijk eiwit in melk – komt voor in de varianten A1 en A2. Koeien die van zowel hun vader als hun moeder de A2-variant erven, produceren A2- melk. Hiervan wordt vermoed dat deze beter wordt verteerd door mensen die koemelk minder goed verdragen. Het onderzoek van Lactanet laat zien dat al bijna de helft van de Canadese holsteins A2-melk produceert. In 2016 inventariseerde CRV nog de cijfers voor de Nederlands/Vlaamse holsteinpopulatie. Op dat moment was 41 procent van de zwartbonte koeien en 37 procent van de roodbonte koeien A2A2.
Jersey 71 procent A2A2
Binnen het holsteinras is A2A2 duidelijk minder wijd verspreid dan binnen andere rassen. Zo vond Lactanet bij 65 van de brown swissdieren de A2A2-variant en bij 71 procent van de jerseys. Bij de guernseys lag het aandeel A2A2 zelfs op bijna 85 procent. De ayrshires komen niet verder dan 38 procent A2A2.
19 procent BB kappacaseïne
Lactanet voerde ook onderzoek uit naar de genetische aanleg voor kappacaseïne. De variant waarin dit eiwit voorkomt, heeft effect op de efficiëntie van de kaasproductie. De meest gunstige variant is BB en die werd bij 19 procent van de Canadese holsteins gevonden. In het brownswissras ligt dit aandeel met 61 procent een stuk hoger, maar de jersey spannen de kroon. Van de onderzochte dieren van dit ras was 82 procent drager van de BB-variant van het kappacaseïne-eiwit.