woensdag, 17 februari, 2021 Gemiddeld genomen geven genoomfokwaarden een goede inschatting van de erfelijke aanleg van stieren. Zestig procent van de stieren die voor genoomfokwaarden bij de kopgroep (beste twintig procent) hoorden, kwamen ook in de kopgroep op basis van dochterfokwaarden. Dit blijkt uit een analyse van de Animal Evaluation Unit (AEU) van de coöperatie CRV. Min 6 punten NVI relatief weinigGerben de Jong, hoofd van de afdeling AEU, analyseerde de cijfers van de 738 stieren die de afgelopen vijf jaar een fokwaarde kregen op basis van de prestaties van hun dochters. Hij vergeleek deze met de laatste genoomfokwaarde van deze stieren. Gemiddeld leveren de stieren 6 punten NVI in als hun dochters aan de melk komen. ‘De fokwaarde van genoomstieren ligt gemiddeld 100 punten NVI boven die van dochtergeteste stieren’, geeft De Jong aan. ’Daarbij vergeleken is 6 punten een relatief klein verschil en dat geldt ook voor de onderliggende kenmerken voor productie, levensduur, gezondheid en exterieur.’ Zestig procent kopgroep blijft kopgroepOm inzicht te krijgen in de afwijkingen voor individuele stieren verdeelde De Jong dezelfde 738 stieren in vijf groepen op basis van de hoogte van hun genoomfokwaarde voor NVI. Vervolgens maakte hij dezelfde verdeling op basis van de hoogte van de fokwaarde gebaseerd op dochterinformatie. Van de 148 stieren die met hun genoomfokwaarde tot de hoogste 20 procent behoorden, behoorden er 88 (59%) ook tot de beste 20 procent met hun dochterfokwaarde en nog eens 47 (32%) kwamen in de categorie daar net onder terecht. Omgekeerd werd voor 70 procent van de laagst scorende stieren hun beperkte waarde voor de fokkerij op basis van genoomfokwaarden juist ingeschat. Spreiden blijft verstandigGenoomfokwaarden geven een goede inschatting van de erfelijke aanleg van stieren, maar zijn nog geen absolute waarheid. Een beperkt deel van de stieren zal mee- of tegenvallen als de dochters aan de melk komen. ‘Met gebruik van genoomstieren kunnen veehouders een snellere genetische vooruitgang realiseren dan met het gebruik van dochtergeteste stieren. Maar het blijft verstandig om te spreiden in genoomstieren’, concludeert De Jong. Een groot achtergrondverhaal over tien jaar genoomselectie met nog veel meer interessant cijfermateriaal leest u in het februarinummer van Veeteelt. De nieuwe Veeteelt valt eind deze week in de brievenbus.
2 reacties
|
Analyse: genoomstieren maken verwachtingen gemiddeld waar
Gemiddeld genomen geven genoomfokwaarden een goede inschatting van de erfelijke aanleg van stieren.
Zestig procent van de stieren die voor genoomfokwaarden bij de kopgroep (beste twintig procent) hoorden, kwamen ook in de kopgroep op basis van dochterfokwaarden. Dit blijkt uit een analyse van de Animal Evaluation Unit (AEU) van de coöperatie CRV.
Min 6 punten NVI relatief weinig
Gerben de Jong, hoofd van de afdeling AEU, analyseerde de cijfers van de 738 stieren die de afgelopen vijf jaar een fokwaarde kregen op basis van de prestaties van hun dochters. Hij vergeleek deze met de laatste genoomfokwaarde van deze stieren. Gemiddeld leveren de stieren 6 punten NVI in als hun dochters aan de melk komen. ‘De fokwaarde van genoomstieren ligt gemiddeld 100 punten NVI boven die van dochtergeteste stieren’, geeft De Jong aan. ’Daarbij vergeleken is 6 punten een relatief klein verschil en dat geldt ook voor de onderliggende kenmerken voor productie, levensduur, gezondheid en exterieur.’
Zestig procent kopgroep blijft kopgroep
Om inzicht te krijgen in de afwijkingen voor individuele stieren verdeelde De Jong dezelfde 738 stieren in vijf groepen op basis van de hoogte van hun genoomfokwaarde voor NVI. Vervolgens maakte hij dezelfde verdeling op basis van de hoogte van de fokwaarde gebaseerd op dochterinformatie. Van de 148 stieren die met hun genoomfokwaarde tot de hoogste 20 procent behoorden, behoorden er 88 (59%) ook tot de beste 20 procent met hun dochterfokwaarde en nog eens 47 (32%) kwamen in de categorie daar net onder terecht. Omgekeerd werd voor 70 procent van de laagst scorende stieren hun beperkte waarde voor de fokkerij op basis van genoomfokwaarden juist ingeschat.
Spreiden blijft verstandig
Genoomfokwaarden geven een goede inschatting van de erfelijke aanleg van stieren, maar zijn nog geen absolute waarheid. Een beperkt deel van de stieren zal mee- of tegenvallen als de dochters aan de melk komen. ‘Met gebruik van genoomstieren kunnen veehouders een snellere genetische vooruitgang realiseren dan met het gebruik van dochtergeteste stieren. Maar het blijft verstandig om te spreiden in genoomstieren’, concludeert De Jong.
Een groot achtergrondverhaal over tien jaar genoomselectie met nog veel meer interessant cijfermateriaal leest u in het februarinummer van Veeteelt. De nieuwe Veeteelt valt eind deze week in de brievenbus.
Reacties
1 puntje van kritiek op dit
Reactie van Gerben de Jong:
REAGEER